streektaal met heel specifieke klanken en Wat doet u met die boosheid? En hoe dat grote plezier moest staken en de tafel woorden, en met eigen grammaticale regels. brengt u uw theorie van de aandacht moest afruimen, en dus die chaos met al zijn We hebben het Nederlandstalige script naar zelf in de praktijk? potentieel moest opbergen.
het Sint-Truins vertaald, en ik beschik over “Ik probeer in mijn eigen biotoop zo aan- “Ik mag in een atelier van een andere kun- een fonetische weergave van de tekst in het dachtig mogelijk te zijn. Meer kan ik daar stenaar schilderen. Dat is prettig. Maar liever
dialect. Gelukkig heb ik Limburgse vertak- kingen in mijn familie en is het Limburgs mij niet vreemd. ‘Messkin aas se oas en doeg, oech, mich, hèè, na! Wa dan?’
“Het zorgvuldig uitgewerkte, complexe personage heb ik aan Michaël R. Roskam te danken: hij heeft zes jaar aan het scenario gewerkt. Ik vind het belangrijk dat de projec- ten waaraan ik me verbind de mogelijkheid hebben gekregen om te groeien, dat er tijd is voor een zorgzame, liefdevolle rijping. Meestal voel je dat. Maar soms vergis je je.”
Zegt u nu impliciet dat sommige cine- ma- en televisieprojecten niet de juiste en noodzakelijke aandacht krijgen?
“Ja, ook dat. Maar ik zie het in een breder perspectief. Ik denk dat het in deze wereld op allerhande terreinen aan aandacht ont- breekt. Aandacht is een absolute vorm van liefde. Is dat een boeddhistische benadering? Dat hoeft niet per se zo geduid te worden. Als twintiger heb ik, in die zoektocht naar een groter perspectief, in oosterse filosofie heel zinnige dingen gevonden. Maar de vragen waarmee ik toen kampte, zijn dezelfde als vandaag. Hoe kan ik dit leven zinvoller maken? Hoe maak ik dit bestaan groter, war- mer en vooral: hoe krijg ik er meer verbeel- ding in? Verbeelding is een grote, creatieve kracht, dus hoe rijker en mooier en genereu- zer de verbeelding, hoe positiever je werke- lijkheid creëert.
“Ik heb grote bewondering voor talrijke individuele initiatieven. Voor mensen die er vrijwillig voor kiezen hun leven en talenten in te zetten om de wereld tot een warm nest voor iedereen te maken, die met volgehou- den toewijding hun aandacht voor de zwak- keren in daden omzetten. De kilte van de overheid vind ik dan weer frappant. Een voorbeeld. De banken hebben op grote, weerzinwekkende schaal bedrog gepleegd. Het gat dat door hun fraude is ontstaan werd door de overheid in een mum van tijd weer met vers geld geïnjecteerd. De overheid sprong bliksemsnel op die kar van de red- ding. Maar o wee als het over asielzoekers gaat. Dan verlamt diezelfde overheid en kan ze plots geen hulp meer bieden. Die mentali- teit kan me woest maken. Dat soort bereke- ningen ligt aan de basis van de ontmenselij- king van onze maatschappij.”
niet over zeggen. Ik wil hieraan liever geen woorden wijden. Over sommige zaken kun je beter niet praten. Je moet ze gewoon doen.
“Met woede heb ik leren omgaan. Ik word niet langer brutaal als bepaalde zaken of ont- wikkelingen me boos maken. Uit brutaliteit komt weinig zinnigs voor. Ik weiger ook echt neerslachtig te worden. Als ik voel dat er negativiteit rond me heerst, probeer ik me daarvan te verlossen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar ik heb trucjes. Voetballen en schilderen helpen me om mijn systeem weer te zuiveren, en om een en ander te kanaliseren. Toch ging ik vroeger meer op in het voetbal dan nu. Ik vermoed dat mijn nieuwe gewicht op het veld zijn tol eist (lacht). Ik ben minder wendbaar. Als ik slecht voetbal – en ik speel linksbuiten – weet ik dat ik dat als een alarmbel moet interpre- teren. Ergens is er dan blijkbaar iets wat aan mijn aandacht knaagt, iets wat maakt dat ik me niet voor de volle honderd procent kan geven. Het merkwaardige is dat je soms niet eens weet wat er nu precies met je aan de hand is. Je weet niet waarom er een soort onbehagen in je gemoed is gekropen en waar het vandaan komt. Je moet er dus naar op zoek gaan. Zeer vervelend. Maar die func- tie vervult het voetbal voor mij zeer zeker: het spel houdt mijn gemoed in balans.”
Net als schilderen, zowel graffiti als op het doek, dat doet? Of speelt de creativi- teit, het uitdrukken van jezelf, daarbij een even belangrijke rol?
“Voetballen, schilderen en spelen – acteur zijn – hebben allemaal met plezier en vreug- de te maken. Vreugde is een heel groot maar ook een mooi woord. Plezier is prachtig, kin- derlijk, vol verbeelding en omvat gedreven- heid. Passie. Kinderen hebben zeker ook pas- sie. Hun passie is vaak nog kortstondig en snel inwisselbaar, maar daarom niet minder echt. Ik herinner me nog zeer goed momen- ten waarop ik, als klein pagaddertje, zo opging in het schilderen en tekenen dat ik niet wilde stoppen, dat ik er ook niet mee kón ophouden. Zo uitbundig kon ik me laten gaan. De ene keer schilderde ik parket en al mee, de andere keer zat ik te kleuren aan tafel met al mijn potloodjes en stiften en papier. Die fantastische rommel. En het was dan zo erg als ik, om welke reden dan ook,
dan op doek werk ik op muren in de stad. Dan leeft mijn werk echt tussen de mensen en maakt het deel uit van het sociale weefsel dat een stad is. Want een muur ziet er nooit hetzelfde uit. Het licht verandert in de loop van de dag de hele tijd. Elke muur heeft een andere structuur, is door andere gebouwen omgeven en wordt door de omringende architectuur beïnvloed. Daar houd ik van. Van die beweging erin, van de omgeving die een grote rol speelt.
“Ik signeer mijn doeken niet. Hooguit schrijf ik aan de achterkant, op het geraamte waarop het doek is bevestigd, mijn voor- naam, vergezeld van het jaar waarop ik het werk heb gemaakt. Ik vind dat een naam, een signatuur, het werk ontsiert. Zelfs mijn graffi- ti signeer ik niet. Ja, dat is misschien aty- pisch, omdat veel graffitikunstenaars heel bewust hun tag nalaten. Maar om mijn naam is het mij niet te doen, wel om het ple- zier van de daad. Meestal zoek ik een plek die zich daartoe leent: een blinde muur in een vervallen buurt, een troosteloze betonnen afbakening, verwaarloosde terreinen. Als de muur privé-eigendom is, neem ik contact op met de eigenaar. Dus illegaal? Ja en neen. Asociaal? Neen.”
Is gebrek aan aandacht een vorm van asociaal gedrag?
“Zeker. Dat asociale karakter nestelt zich in allerhande onzichtbare facetten van de samenleving. Om terug te komen op de Vlaamse fictie: te veel daarvan wordt gemaakt vanuit een foutieve startpositie. Ik geloof dat ik dat mag zeggen, want ik heb intussen toch enig zicht op hoe deze wereld in elkaar zit. Zo geven bepaalde zenders gewoon te kennen dat ze gedurende een bepaalde periode, tussen zo laat en zo laat, nog een leeg uitzendblok hebben en dat ze dat graag opgevuld zouden zien. De maker van Vlaamse fictie mag dus beginnen.
結果 (
日本語) 1:
[コピー]コピーしました!
streektaal met heel specifieke klanken en Wat doet u met die boosheid? En hoe dat grote plezier moest staken en de tafel woorden, en met eigen grammaticale regels. brengt u uw theorie van de aandacht moest afruimen, en dus die chaos met al zijn We hebben het Nederlandstalige script naar zelf in de praktijk? potentieel moest opbergen.het Sint-Truins vertaald, en ik beschik over “Ik probeer in mijn eigen biotoop zo aan- “Ik mag in een atelier van een andere kun- een fonetische weergave van de tekst in het dachtig mogelijk te zijn. Meer kan ik daar stenaar schilderen. Dat is prettig. Maar lieverdialect. Gelukkig heb ik Limburgse vertak- kingen in mijn familie en is het Limburgs mij niet vreemd. ‘Messkin aas se oas en doeg, oech, mich, hèè, na! Wa dan?’“Het zorgvuldig uitgewerkte, complexe personage heb ik aan Michaël R. Roskam te danken: hij heeft zes jaar aan het scenario gewerkt. Ik vind het belangrijk dat de projec- ten waaraan ik me verbind de mogelijkheid hebben gekregen om te groeien, dat er tijd is voor een zorgzame, liefdevolle rijping. Meestal voel je dat. Maar soms vergis je je.”Zegt u nu impliciet dat sommige cine- ma- en televisieprojecten niet de juiste en noodzakelijke aandacht krijgen?“Ja, ook dat. Maar ik zie het in een breder perspectief. Ik denk dat het in deze wereld op allerhande terreinen aan aandacht ont- breekt. Aandacht is een absolute vorm van liefde. Is dat een boeddhistische benadering? Dat hoeft niet per se zo geduid te worden. Als twintiger heb ik, in die zoektocht naar een groter perspectief, in oosterse filosofie heel zinnige dingen gevonden. Maar de vragen waarmee ik toen kampte, zijn dezelfde als vandaag. Hoe kan ik dit leven zinvoller maken? Hoe maak ik dit bestaan groter, war- mer en vooral: hoe krijg ik er meer verbeel- ding in? Verbeelding is een grote, creatieve kracht, dus hoe rijker en mooier en genereu- zer de verbeelding, hoe positiever je werke- lijkheid creëert.“Ik heb grote bewondering voor talrijke individuele initiatieven. Voor mensen die er vrijwillig voor kiezen hun leven en talenten in te zetten om de wereld tot een warm nest voor iedereen te maken, die met volgehou- den toewijding hun aandacht voor de zwak- keren in daden omzetten. De kilte van de overheid vind ik dan weer frappant. Een voorbeeld. De banken hebben op grote, weerzinwekkende schaal bedrog gepleegd. Het gat dat door hun fraude is ontstaan werd door de overheid in een mum van tijd weer met vers geld geïnjecteerd. De overheid sprong bliksemsnel op die kar van de red- ding. Maar o wee als het over asielzoekers gaat. Dan verlamt diezelfde overheid en kan ze plots geen hulp meer bieden. Die mentali- teit kan me woest maken. Dat soort bereke- ningen ligt aan de basis van de ontmenselij- king van onze maatschappij.”niet over zeggen. Ik wil hieraan liever geen woorden wijden. Over sommige zaken kun je beter niet praten. Je moet ze gewoon doen.“Met woede heb ik leren omgaan. Ik word niet langer brutaal als bepaalde zaken of ont- wikkelingen me boos maken. Uit brutaliteit komt weinig zinnigs voor. Ik weiger ook echt neerslachtig te worden. Als ik voel dat er negativiteit rond me heerst, probeer ik me daarvan te verlossen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar ik heb trucjes. Voetballen en schilderen helpen me om mijn systeem weer te zuiveren, en om een en ander te kanaliseren. Toch ging ik vroeger meer op in het voetbal dan nu. Ik vermoed dat mijn nieuwe gewicht op het veld zijn tol eist (lacht). Ik ben minder wendbaar. Als ik slecht voetbal – en ik speel linksbuiten – weet ik dat ik dat als een alarmbel moet interpre- teren. Ergens is er dan blijkbaar iets wat aan mijn aandacht knaagt, iets wat maakt dat ik me niet voor de volle honderd procent kan geven. Het merkwaardige is dat je soms niet eens weet wat er nu precies met je aan de hand is. Je weet niet waarom er een soort onbehagen in je gemoed is gekropen en waar het vandaan komt. Je moet er dus naar op zoek gaan. Zeer vervelend. Maar die func- tie vervult het voetbal voor mij zeer zeker: het spel houdt mijn gemoed in balans.”Net als schilderen, zowel graffiti als op het doek, dat doet? Of speelt de creativi- teit, het uitdrukken van jezelf, daarbij een even belangrijke rol?“Voetballen, schilderen en spelen – acteur zijn – hebben allemaal met plezier en vreug- de te maken. Vreugde is een heel groot maar ook een mooi woord. Plezier is prachtig, kin- derlijk, vol verbeelding en omvat gedreven- heid. Passie. Kinderen hebben zeker ook pas- sie. Hun passie is vaak nog kortstondig en snel inwisselbaar, maar daarom niet minder echt. Ik herinner me nog zeer goed momen- ten waarop ik, als klein pagaddertje, zo opging in het schilderen en tekenen dat ik niet wilde stoppen, dat ik er ook niet mee kón ophouden. Zo uitbundig kon ik me laten gaan. De ene keer schilderde ik parket en al mee, de andere keer zat ik te kleuren aan tafel met al mijn potloodjes en stiften en papier. Die fantastische rommel. En het was dan zo erg als ik, om welke reden dan ook,dan op doek werk ik op muren in de stad. Dan leeft mijn werk echt tussen de mensen en maakt het deel uit van het sociale weefsel dat een stad is. Want een muur ziet er nooit hetzelfde uit. Het licht verandert in de loop van de dag de hele tijd. Elke muur heeft een andere structuur, is door andere gebouwen omgeven en wordt door de omringende architectuur beïnvloed. Daar houd ik van. Van die beweging erin, van de omgeving die een grote rol speelt.“Ik signeer mijn doeken niet. Hooguit schrijf ik aan de achterkant, op het geraamte waarop het doek is bevestigd, mijn voor- naam, vergezeld van het jaar waarop ik het werk heb gemaakt. Ik vind dat een naam, een signatuur, het werk ontsiert. Zelfs mijn graffi- ti signeer ik niet. Ja, dat is misschien aty- pisch, omdat veel graffitikunstenaars heel bewust hun tag nalaten. Maar om mijn naam is het mij niet te doen, wel om het ple- zier van de daad. Meestal zoek ik een plek die zich daartoe leent: een blinde muur in een vervallen buurt, een troosteloze betonnen afbakening, verwaarloosde terreinen. Als de muur privé-eigendom is, neem ik contact op met de eigenaar. Dus illegaal? Ja en neen. Asociaal? Neen.”Is gebrek aan aandacht een vorm van asociaal gedrag?“Zeker. Dat asociale karakter nestelt zich in allerhande onzichtbare facetten van de samenleving. Om terug te komen op de Vlaamse fictie: te veel daarvan wordt gemaakt vanuit een foutieve startpositie. Ik geloof dat ik dat mag zeggen, want ik heb intussen toch enig zicht op hoe deze wereld in elkaar zit. Zo geven bepaalde zenders gewoon te kennen dat ze gedurende een bepaalde periode, tussen zo laat en zo laat, nog een leeg uitzendblok hebben en dat ze dat graag opgevuld zouden zien. De maker van Vlaamse fictie mag dus beginnen.
翻訳されて、しばらくお待ちください..
