lr. A.W. Bos was de eerste bij P.W., die zich serieus bezighield met de vraag naar vormgevers bij zijn Dient.
In het Bouwkundig Weekblad pleitte
hij ervoor, dat bij het vervangen of
verbeteren van de oude bruggen, de
architectonische kwaliteit even hoog
moest zijn als die van de oude boogbruggen.
5 De manier waarop een brug
verbreed werd, namelijk door een uitkraging
te maken aan de bestaande pijlers,
zodat er een voetpad ontstond,
vond hij uit den boze. Aan de noodzaak
van de verbreding was echter niet
te ontkomen. De bijgaande afbeeldingen
geven een goed beeld van de verschillende
oplossingen voor dit probleem.
De ene oplossing is bedacht
door een 19-de eeuwse ingenieur (afb.
6), terwijl de andere oplossing het resultaat
is van de samenwerking tussen
architect en constructeur (afb. 7).
In situaties waarin geheel nieuwe
bruggen ontworpen moesten worden,
was de behoefte aan een esthetisch adviseur
naast een goede constructeur
het sterkst. Bos zegt hierover:
"De bruggen zijn de moeilijkste objecten
voor den architect en den ingenieur,
die in geregelde samenwerking
elkaars taak zoo volkomen moeten
begrijpen, dat ten slotte constructie en
vormgeving uit één gedachte voortkomt."
6
Daar volgens ir. Bos de artistieke leiding
bij Publieke Werken te wensen
overliet, werd begin 1911 op zijn voorspraak
de jonge architect J.M. van der
Mey aa~esteld, om in los dienstverband
adviezen van artistieke aard te
geven.7 Aan het eind van hetzelfde
jaar nog werd P. Kramer voor vier
ochtenden per week als assistent van
Van der Mey aangenomen.s
De adviezen die gegeven moesten
worden, betroffen in het begin hoofdzakelijk
de door Publieke Werken ontwikkelde
gebouwen. Hier kwam in
1916 verandering in. De Dienst der Publieke
Werken had in dat jaar namelijk
architect A.R. Hulshoff als hoofd van
de Afdeling Gebouwen in vaste dienst
genomen. Hulshoff zou voortaan alle
esthetische adviezen bij deze afdeling
verzorgen. Hierdoor werden de werkzaamheden
van Kramer en Van der
Mey beperkt tot het terrein van de Afdeling
Bruggen van P.W. Van der Mey
verzette zich tegen deze gang van zaken.
Hoewel hij Hulshoff een geschikt
architect vond, twijfelde Van der Mey
eraan of Hulshoff naast zijn vele administratieve
bezigheden tijd overhield
om zich met de esthetische gang van