informeren naar
Heb je naar de vertrektijd van het vliegtuig geïnformeerd?
ingaan op
De leraar ging niet op de bezwaren van de leeringen.
zich inlaten met
Je moet je niet met die jongen inlaten.
instaan voor
Ik sta in voor de waarheid van zijn woorden.
intekenen op
Mijn vader heeft ingetekend op de agleveringen van deze encyclopedie.
interesse hebben voor
Heb jij interesse voor een tweedehands radio?
invloed hebben op
Zij heeft veel invloed op haar vriendin.