Artikel 31
1. Aan een vergunning worden met inachtneming van de dienaangaande bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen de met het oog op de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen nodige voorschriften verbonden. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen van de betrokken activiteit voor mensen, dieren, planten en goederen niet kunnen worden voorkomen, worden daaraan de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
2. Zodanige voorschriften kunnen de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen, die bij het voorschrift zijn aangewezen, gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.
3. Een vergunning kan ter bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen onder beperkingen worden verleend.
4. De artikelen 18a tot en met 20a zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 32
1. Onverminderd het in artikel 29 bepaalde kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot radioactieve stoffen met het oog op de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen of in het belang van de beveiliging van die stoffen.
2. Hiertoe kunnen behoren:
a. regelen, welke voorwaarden inhouden, waaraan degene, die bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen bereidt, vervoert, voorhanden heeft of toepast, dan wel zich daarvan ontdoet, moet voldoen;
b. regelen betreffende de plaatsen, waar, de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen mogen worden bereid, vervoerd, voorhanden gehouden of toegepast, en de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder men zich van deze stoffen mag ontdoen;
c. regelen, welke voorwaarden inhouden, waaraan vervoermiddelen, waarmede bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen worden vervoerd, moeten voldoen.
3. Een algemene maatregel van bestuur, waarbij regelen als in het tweede lid, onder a, b of c, bedoeld worden gesteld, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen, die bij de maatregel zijn aangewezen, aan de betrokkene gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.
4. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan een verplichting worden opgelegd tot het melden van bij die maatregel aangewezen handelingen.
5. Ten aanzien van het bepaalde in het vierde lid, zijn de artikelen 8.40, tweede lid, 8.41, tweede, derde en vierde lid, en 8.42, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat met betrekking tot de toepassing van artikel 8.41, derde lid, van die wet onder «Onze Minister» wordt verstaan: Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken, en:
a. indien de in dat artikellid bedoelde nadere regels betrekking hebben op medische stralingstoepassingen, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. indien de in dat artikellid bedoelde nadere regels betrekking hebben op lozing in oppervlaktewater, Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
6. Indien bij een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld wordt afgeweken van bij of krachtens andere wetten gestelde regelen, blijven deze in zoverre buiten toepassing
結果 (
日本語) 1:
[コピー]コピーしました!
Artikel 311. Aan een vergunning worden met inachtneming van de dienaangaande bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen de met het oog op de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen nodige voorschriften verbonden. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen van de betrokken activiteit voor mensen, dieren, planten en goederen niet kunnen worden voorkomen, worden daaraan de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.2. Zodanige voorschriften kunnen de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen, die bij het voorschrift zijn aangewezen, gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.3. Een vergunning kan ter bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen onder beperkingen worden verleend.4. De artikelen 18a tot en met 20a zijn van overeenkomstige toepassing.Artikel 321. Onverminderd het in artikel 29 bepaalde kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot radioactieve stoffen met het oog op de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen of in het belang van de beveiliging van die stoffen.2. Hiertoe kunnen behoren: a. regelen, welke voorwaarden inhouden, waaraan degene, die bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen bereidt, vervoert, voorhanden heeft of toepast, dan wel zich daarvan ontdoet, moet voldoen; b. regelen betreffende de plaatsen, waar, de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen mogen worden bereid, vervoerd, voorhanden gehouden of toegepast, en de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder men zich van deze stoffen mag ontdoen; c. regelen, welke voorwaarden inhouden, waaraan vervoermiddelen, waarmede bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen worden vervoerd, moeten voldoen. 3. Een algemene maatregel van bestuur, waarbij regelen als in het tweede lid, onder a, b of c, bedoeld worden gesteld, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen, die bij de maatregel zijn aangewezen, aan de betrokkene gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat. 4. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan een verplichting worden opgelegd tot het melden van bij die maatregel aangewezen handelingen.5. Ten aanzien van het bepaalde in het vierde lid, zijn de artikelen 8.40, tweede lid, 8.41, tweede, derde en vierde lid, en 8.42, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat met betrekking tot de toepassing van artikel 8.41, derde lid, van die wet onder «Onze Minister» wordt verstaan: Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken, en:a. 場合その項において詳細なルールとアプリケーションに関連する医療放射線、大臣の健康、福祉およびスポーツ;b. の場合は、詳細なルールと呼ばれるサブセクションに関連表面に放電することで、水インフラと環境の大臣。6. 評議会を最初の段落で言及したように順序は逸脱によってまたはその他の法律の下で調節するから、これらの起工限りにおいて適用されます
翻訳されて、しばらくお待ちください..
