De rechtbank heeft acht geslagen op de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet. De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu naar haar oordeel het centrum van de voornaamste belangen van schuldenares in Nederland ligt.