Eindelijk, in 1563, greep de landvoogdes Margaretha naar
het krasse middel, dat in de 15e eeuw zoo menigmaal door
de Bourgondiërs was aangewend : ze verbood volstrekt allen
invoer van Engelsche waren in de Nederlanden. Maar,
ofschoon de motieven hiervoor (de Engelsche plagerijen, de
nood der Vlaamsche en Brabantsche drapeniers en manu-
facturiers) nog heel wat zwaarder wogen dan in den tijd
van Filips den Goede, dorst Margaretha niet openlijk hier-
mee voor den dag komen, maar zocht een voorwendsel in
de pestziekte, die toenmaals in Engeland heerschte. ') De
Nederlandsche politiek was dus (onder den invloed der
Spaansche) nog wat zwakker geworden, en de uitwerking
van den maatregel viel dan ook zeer tegen.
Elisabeth toch bleef het antwoord niet lang schuldig :
in 1564 verbood zij aan aUe Nederlandsche schepen den
toegang tot de Engelsche havens. Een continentaal stelsel
in 't klein van Engelsche zijde ! De Merchant Adventurers
hadden dus hunne matten op te rollen en in Londen af te wachten, wie dezen handelsoorlog zou winnen. Niet heel
lang behoefden ze geduld te oefenen. Filips II, die gaarne
vrede en goede verstandhouding met Engeland wilde en
de belangen van de Nederlanden weinig kende en telde,
drong spoedig aan op toegeven ). Antwerpen, dat zijn
handel zag kwijnen en zelfs reeds door volksberoeringen
gekweld werd, deed eveneens zijn best, om vrede te krijgen,
't mocht kosten wat het wilde. En zoo kwam het, dat
Margaretha den eersten stap moest doen, anders gezegd
de vlag moest strijken.
De vrije handel werd nog in 't jaar 1564 hersteld, zoo-
genaamd volgens den Magnus Intercursus, maar in werke-
lijkheid naar den zin der Engelschen, want de dubbele
invoerrechten bleven gehandhaafd en de kaperij hield ook
niet op.
De Merchant Adventurers konden dus nog eens vol moed
naar Antwerpen terugkeeren, maar 't was voor korten tijd.
Weldra begonnen de groote Beroerten, de Beeldenstorm
en zijne gevolgen, die Antwerpen's handel knakten voor
langen, langen tijd. Met zooveel andere vreemdelingen ver-
dwenen de fellows van de plaats, waar ze zoo vele goede
jaren gekend hadden.
Evenwel nog niet voorgoed, want ze waren vasthoudend
bij al hunne beweeglijkheid.
In denzelfden tijd, dat Engeland om oecouomische din-
gen overhoop lag met de Nederlaudsche regeering, was
het ook in eene soort handelsoorlog geraakt met de
Hansa. Eigenlijk was deze strijd nog iets eerder uitge-
barsten, namelijk in 1557, toen Maria Tudor het nieuwe
tarief van uitvoerrechten voor wollen manufacturen had
ingevoerd : 1 nobel (6 shillings en 8 pence) voor een
wit laken van 24 yards voor den Engelschen exporteur (karsaaien en baaien naar evenredigheid) en het dubbele
voor den vreemden exporteur. De Hanseaten zouden dus
voortaan 12 shillings en 16 pence te betalen hebben in
plaats van 14 pence ! En dat, terwijl hun vast beloofd
was, dat de tarieven nooit verhoogd zouden worden ! Op
hoogen toon — gelijk zoo'n eerwaardig lichaam paste —
hadden zes handhaving hunner oude privilegiën geëischt.
Maar de Engelsche regeering, die zich sterk genoeg voelde en
die van den lakenuitvoer eene flinke som voor de schatkist
wilde trekken, had geweigerd en gewezen op misbruik dier
privilegiën, als reden of voorwendsel. Als uiterste tegemoet-
koming had ze aangeboden een gelijk uitvoerrecht als de
Engelsche onderdanen, mits — de Hanseaten voortaan geen
wollen manufacturen meer naar de Nederlanden
uitvoerden ^).