ELFDE TAFEL. Van de Neus,
BEpaaling. Nasus, de Neus, is een dubbeld uitgehold en midden in het aangezigt zigtbaar vooruitfteekend deel, het welk zig boven de opening desmonds, onder het voorhoofd, tot agter boven aan
het verhemelte, Het is het werktuig des Reuks, en Werpt veele onnutte Vogten uit. Verdeeling: De Neus wordt gevoegelyk in vooruitfteekende uiterlyke, en verborgene inwendige deelen verdeelt.
Het uitwendige deel is driehoekig van gedaante, en beftaat van boven uit beenderen,het welk aandeszelfs hardte en vaftigheid te voelenis; van onderen is het zelve van kraak-been te zaamen gefteld , waar door hetzig buigen laat : het Wordt van eenige fpieren bewoogen,(Taf XXVIII.)en is ook van de algemene bekleedzels overtrokken. Van buiten is hier aante befchouwen,
a Dorfum, de rug, naamentlyk de verhevene langte der Neus.
b. Spina, de fcherpte op den rug der Neus.
c.Orbiculus,het ronde einde der Neus.
d, Alæ of pinnæ, de Vleugels aan de zyden.
e. Nares, de twee Neus-gaten, dewelke met haairan,vibriffæ genaamd, bewaffchen zyn: der zelver fcheiding heet oren columna (defuil)
II. De inwendige deelen zyn verborgen, dog eenige der zelven behooren tot de uitwendige deelen.
f. De Beenderen, welke tot de Neus behooren, zyn; I.) de Neus-beenderen; 2)de Traan-beenderen; 3.) de Kaak-beenderen; 4.) de Spongieagtige beenderen; 5.) het Zeefbeen, met zyn beenig tuffchenfcheidzel;6.) het Voorhoofdsbeen; 7.) het Wigge-been;8.) de Verhemelt-beenderen; en9.) het Ploeg-been, van alle dewelke in de V. Tafel gehandeld is.
G. De vyf verfcheide kraak-beenderen dienen,een’tot het voorfte gedeelte van het middenschot, en de overige tot de Vleugels der Neus.
h, Septum narium, het Neus- midden-fchot, is voorwaards kraakbeenig, agterwaards beenig: bei de worden dezelve door vliezen bekleed.
i. De opening agter de Verhemelt-beenderen dient tot doorlaating van de lugten flym.