Aan het ontbijt
Mevrouw Woerdeman dekt de ontbijttafel voor vier personen. Zij zet vier borden op tafel en naast elk bord legt zij een vork en een mes en ook een servet.
In het midden van de tafel staat een schaal.
Daarin liggen sneetjes witbrood en tarwebrood, enige broodjes en beschuit.
Ook is er voor allen een ei.
Bovendien is er boter en staan er schaaltjes met kaas en worst op de tafel.
Maar ook een potje met jam en een potje met honing.
Dat vinden de kinderen zo lekker.
Als de heer Woerdeman en de kinderen met moeder aan tafel zitten, schenkt mevrouw Woerdeman voor haar man en zichzelf een kopje thee in.
Annie krijgt een glas melk, maar Wouter drinkt liever een beker chocolademelk.
Vader eet een boterham met kaas; moeder een broodje met worst.
Wouter eet graag een snee tarwebrood met jam, maar Annie heeft liever een boterham met honing.
Wouter is ouder dan Annie.
Hij is ook groter dan zijn zuster; hij is bijna even groot als zijn vader.
Wouter eet veel.
Hij eet meer dan zijn zuster.
Zij eet dus minder dan haar broer.
Moeder zegt dat Annie weinig eet.
Maar Annie is jonger en kleiner dan haar broer.
Daarom eet zij minder dan hij.