3. Het in het vijfde lid aangewezen bestuursorgaan kan regels stellen, waarbij wordt bepaald dat een vergoeding kan worden toegekend indien de vaststelling vooraf of zich al dan niet schade als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, voordoet, zou leiden tot onredelijke vertraging in de behandeling van het verzoek of tot kosten ten aanzien waarvan in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de belanghebbende deze draagt.
4. Een vergoeding krachtens het derde lid kan alleen aan de belanghebbende worden toegekend onder de voorwaarde dat hij voor het toegekende bedrag de rechten die hij terzake van de door hem geleden schade tegenover derden heeft, overdraagt aan het bestuursorgaan dat de vergoeding toekent.
5. Regels als bedoeld in het tweede en derde lid worden gesteld door:
a. Onze Minister wie het aangaat, indien het betreft schade ten gevolge van de toepassing van artikel 46;
b. de gemeenteraad, indien het betreft schade ten gevolge van de toepassing van artikel 49b of van de toepassing van artikel 175 of 176 van de Gemeentewet bij een ongeval met een categorie B-object;