Hij wilde zeker weten dat Grote Haas goed naar hem luisterde. Raad eens hoeveel ik van je hou, zei hij.
oei, ik denk niet dat ik dat kan raden, zei Grote Haas.
Zóveel! zei Hazeltje, en hij strekte zijn armen zo wijd als hij kon. Grote Haas had nog langere armen. Ik hou zóveel van jou, zei hij,
Dat is veel! dacht Hazeltje.
Ik hou hoog van jou, zei Hazeltje.
En ik hou zó hoog van jou, zei Grote Haas.
Dat is wel heel hoog, dacht Hazeltje. Ik wou dat ik zulke lange armen had!
Toen kreeg Hazeltje een goed idee.
Hij ging op zijn handen staan, met zijn voeten tegen de boom. Ik hou van jou tot in de puntjes van mijn tenen! zei hij.
En ik hou van jou tot in de puntjes van je tenen.
zei Grote Haas en hij zwiepte Hazeltje boven zijn hoofd.
Ik hou van jou zo hoog als ik kan springen, lachte Hazeltje.
en hij huppelde op en neer.
maar ik hou van jou zo hoog als ik kan springen, glimlachte Grote Haas, en hij sprong zo hoog dat zijn oren de takken raakten.
Dat is pas springen, dacht Hazeltje. Ik wou dat ik zo hoog kon springen!
Ik hou van jou zo ver als het pad tot aan de rivier! riep Hazeltje uit. Ik hou van jou tot voorbij de rivier en over de heuvels, zei Grote Haas.
dat is ver, dacht Hazeltje. Hij was bijna te moe om na te denken. Toen keek hij omhoog, naar de donkere hemel boven de doornenstruiken. Niets was er verder dan de lucht...
ik hou van jou tot aan de maan, zei deed zijn ogen dicht. Zo, dat is ver! zei Grote Haas. Dat is echt heel erg ver.
Grote Haas legde Hazeltje in zijn bed van blaadjes. Hij boog over hem heen en kuste hem welterusten.
Toen ging hij naast hem liggen en fluisterde met een glimlach.
Ik hou van jou tot aan de maan. -en terug.